Abstracts sprekers


Donderdag 19 mei 2022

 

Prof. dr. Cor A.J. de Jong

Interpersoonlijke aspecten van de therapeutische relatie

Inleiding:

De therapeutische relatie is een hoeksteen van de behandeling van patiënten die verslaafd zijn. In die relatie ontmoeten de hulpverlener en de patiënt elkaar, ieder met zijn interpersoonlijke aardigheden, eigenaardigheden en onaardigheden. Het interpersoonlijk gedragsmodel, de Roos van Leary, beschrijft die kenmerken.  Met de Interpersonal Checklist Revised (ICL-R) worden 10 gedragsstijlen in kaart gebracht. Op basis daarvan kan de zelfgepercipieerde interpersoonlijke gedragsstijl grofweg worden verdeeld in Vriendelijk-Overheersend, Vriendelijk-Onderdanig, Vijandig-Onderdanig of Vijandig-Overheersend. Die grove indeling maakt een voorspelling mogelijk over welke combinaties van interpersoonlijke kenmerken valkuilen vormen in een behandeling en welke juist bij kunnen dragen aan een positieve ontwikkeling van de relatie.

Methode van onderzoek

De zelfperceptie van interpersoonlijke kenmerken van patiënten met verschillende verslavingen en professionals  met een verschillende opleiding is met de  ICL-R in kaart gebracht. Altijd gaat het daarbij om de zelfperceptie van het interpersoonlijk gedrag en vaak ook van het gewenste gedragsprofiel.   

Resultaten

Van de verschillende groepen patiënten worden de resultaten van hun Roos van Leary gepresenteerd en met elkaar vergeleken. Dit wordt ook gedaan voor professionals. Vervolgens worden combinaties beschreven die mogelijk een positieve bijdrage kunnen leveren aan een constructieve therapeutische relatie maar ook combinaties die bijna voorspellend zullen zijn voor problemen.

Discussie:

Duidelijk is dat sommige combinaties van interpersoonlijk gedrag van patiënt en therapeut in de therapeutische relatie op theoretische gronden bijna voorspellend zullen zijn voor een mislukking van een behandeling. Er wordt een handvat gegeven voor professionals om die valkuilen te vermijden onder meer door zelfreflectie op het eigen interpersoonlijk gedrag.


Prof. dr. M. Bussemaker, hoogleraar 'Beleid, wetenschap en maatschappelijke impact, in het bijzonder in de zorg', voorzitter Raad voor Volksgezondheid en samenleving

Op zoek naar de riolering van de 21e ste eeuw
Gezondheidsverschillen, ongelijkheid en maatschappelijk initiatief

In een samenleving die wordt gekenmerkt door meritocratie en nadruk op eigen verantwoordelijkheid mag je trots zijn als je succes hebt in het leven. Als je echter met veel tegenslagen te maken hebt, wordt dat ook al snel als ‘eigen schuld’ gezien. Maar klopt dat wel? Veel gezondheidsverschillen komen voort uit maatschappelijke factoren, zoals de woonkwaliteit en leefomgeving, bestaanszekerheid en gelijke onderwijskansen. Dat is op zich niet  nieuw. Midden negentiende eeuw constateerden deskundigen ook dat veel gezondheidsproblemen voortkwamen uit gebrekkige sociale voorzieningen en maatschappelijke achterstanden. De riolering, algemener de stadshygiëne uit eind negentiende eeuw, betekende een doorbraak in de gezondheidszorg. In plaats van een eenzijdige benadering van eigen verantwoordelijkheid en individuele leefstijlverandering, moeten we misschien ook nu  kijken naar maatschappelijke factoren om tot betere zorg te komen. Met andere woorden: wat is het hedendaagse equivalent voor de negentiende eeuwse riolering?


Prof. dr. Hendrik Roozen, bijzonder hoogleraar Verslaving verbonden aan Tranzo, Tilburg University

Adolescent/Community Reinforcement Approach/Family Training (A/CRA/FT): een overzicht van wetenschappelijke kennis en toepassing in de praktijk

De community reinforcement approach (CRA) is een van oorsprong Amerikaanse evidence-based behandelmethode die zich richt op het ontwikkelen van een plezierige, gezonde en actieve leefstijl die uiteindelijk meer beloning oplevert dan middelengebruik. De methode leert de cliënt dat hij/zij ook bekrachtigd kan worden op alternatieve manieren in plaats van met middelen. Hiertoe wordt zoveel mogelijk de community -ofwel de omgeving en familie van de cliënt- betrokken om de implementatie van alternatief gedrag te realiseren.

Meer recentelijk zijn er een aantal specifieke procedures gericht op adolescenten en ouders/verzorgers toegevoegd aan het CRA pallet. Deze (Adolescent-CRA)procedures hebben met name betrekking op de communicatie tussen ouder (verzorger) en de adolescent.


Workshop ronde 1

A. Mary Jansen van Raay, Verslavingsarts KNMG bij Antes en Hoofd opleiding tot Verslavingsarts te RadboudUMC

Opleiding naar de toekomst

Sinds de start van de Opleiding tot verslavingsarts ( MiAM) in 2007 en het schrijven van het opleidingsplan in 2012 zijn er geen significante wijzigingen meer geweest aan de opleiding.
Met het verkrijgen van de beschikbaarheidsbijdrage en de subsidies van VWS via de SBOH is de opleiding weer in een stroomversnelling gekomen. De VVGN streeft naar verbetering van de opleiding door het ontwikkelen van een minimaal driejarig curriculum, waar in 2020 aan gewerkt is. De opleiding tot verslavingsarts wil een opleiding aanbieden waar ruimte is voor afstemmen op lacunes, verdieping en diversificatie. Deze perspectieven en de uitdaging die dit biedt zullen gepresenteerd worden.

 

B. Peter Vossenberg, Verslavingsarts KNMG

No pain, no gain: is het mogelijk om zonder ontwenningsverschijnselen te doorstaan, te switchen van methadon (of oxycodon) naar buprenorfine/naloxon?

Buprenorfine/nalaxon kan voorgeschreven worden als onderhoudsmedicatie bij een stoornis in het gebruik van opioïden. Om te kunnen switchen van methadon naar buprenorfine/naloxon, moet volgens het label methadon eerst geminderd worden tot 30-40 milligram, vervolgens gestaakt waarna gewacht worden totdat er ontwenningsverschijnselen optreden voordat gestart kan worden met buprenorphine/naloxon.

Zowel methadon als buprenorfine/naloxon worden gebruikt om onder andere ontwenningsverschijnselen juist te voorkomen. De zekerheid dat ontwenning zal optreden, kan sommige patiënten er van weerhouden om te switchen.
Doseringen van minder dan 60 mg methadon vergroten de kans op bijgebruik.

Door gebruik te maken van eigenschappen van buprenorfine, met name de hoge affiniteit voor de mu-opiaatreceptor, is het mogelijk om zonder veel last voor de patiënt, te switchen van methadon naar buprenorfine/naloxon door in te sluipen met microdoseringen.
Er wordt ingegaan op de achtergrond en theorie. Aan de hand van een aantal cases wordt toegelicht hoe dit in de praktijk werkt: bij patiënten die methadon gebruiken, maar ook als opioïden zoals oxycodon gebruikt worden.


C. Thomas Martinelli, onderzoek bij IVO en Mainline

Factoren voor langdurig herstel bij mensen die drugs gebruiken

De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor herstel, vanuit de wetenschap, beleidsmakers, (verslavings)zorginstellingen en (drug)gebruikers zelf. Mainline heeft verkend welke factoren bijdragen aan een langdurig herstel. Een onderzoeker en een ervaringsdeskundige nemen de deelnemers van de workshop mee in de structuur van herstel.

Methode van onderzoek

Mainline heeft diepte-interviews afgenomen bij 15 (ex-)gebruikers. De respondenten zijn geselecteerd na veldwerk en de inzet van ervaringsdeskundige projectmedewerkers. Alle respondenten hadden herstelervaring en konden hierop reflecteren. Ook hadden ze allemaal ervaring met het gebruik van harddrugs, maar dit was niet voor iedereen problematisch. Sommige respondenten hadden vooral problemen (gehad) met alcoholgebruik en één respondent was verslaafd aan gamen. Alle personen hebben jarenlang gewerkt aan grote sociaal-maatschappelijke problemen, al dan niet gerelateerd aan hun middelengebruik. Denk hierbij aan schulden, dakloosheid en verbroken familierelaties. Daarnaast is er met professionals gesproken over het onderwerp en is er literatuur geraadpleegd.

Resultaten

Uit de ervaringsverhalen komen vier duidelijke succesfactoren voor langdurig herstel naar voren. Ook betekent herstel niet per definitie dat iemand stopt met gebruiken. Dit vraagt een flexibele, niet-oordelende houding van hulpverleners. Het is vooral de menselijke aanpak, waar de hulpverlener ondersteunt bij het nemen van eigen regie.

Discussie

Doel van de discussie is om de behandeling van een verslaving in de bredere context van langdurig herstel te plaatsen.

 

D. Daan Von den Hoff, Arts-onderzoeker Maag-, darm- en leverziekten te RadboudUMC

Patiënten bekend in de verslavingszorg met huidig of voormalig risico op Hepatitis C infectie

People who (have) inject(ed) drugs (PWID) are at high risk for hepatitis C infection. Recently, new highlyUnfortunately, many are lost during the process of testing and linkage to care and do therefore not receive adequate treatment. Decentralising care in addiction care centres deems hospital visits unnecessary, an approach that has become increasingly popular in this population over the last few years. This practice however has not yet been evaluated in the Netherlands. We want to evaluate the feasibility of a decentralised hepatitis C care pathway (the Chain of Addiction Care (CAC) pathway) in several addiction care centres in the Netherlands.

Methode van onderzoek: This is an exploratory, observational study. PWID of 18 years or older who visit the participating addiction care centres will be invited to participate. Data will be collected on outcomes of the CAC pathway and on certain patient characteristics. This data is already collected during standard care. Due to the observational character of this study, participation poses no burden or risk for the participants.

Resultaten The main study parameters are outcomes along the CAC pathway: acceptance rate of (on-site) testing, HCV prevalence, treatment acceptance rate, treatment adherence, sustained virological response (SVR) rates and re-infection rates.

Discussie: Participation leads to evaluation and likely improvement of the CAC pathway, which benefits patients and public health.


Workshop ronde 2

A. Wilco Sliedrecht / Maarten Belgers / Erik Paling – verslavingsartsen KNMG

Lopend promotie-onderzoek

B. Sjef Pelsser en Leon Knoops bij Chemsex team Mainline

Chemsex & zorglacunes

Verslavingszorg voor gay-mannen die aan chemsex doen staat in de kinderschoenen. Passend zorgaanbod ontbreekt vaak nog. Het chemsex-team van Mainline neemt deelnemers van deze workshop mee in de belevingswereld en (zorg)behoeften van de doelgroep.

Methode van onderzoek

Chemsex is een wereldwijd groeiend fenomeen onder mannen die seks hebben met mannen (MSM). Volgens de European MSM Internet Survey (2019) blijkt dat er in Nederland, vergeleken met andere landen, relatief veel chemsex plaatsvindt. Het Chemsex team van Mainline volgt deze groeiende groep intensief sinds 2015. Door veldwerk, digitale monitoring en support-avonden is er kennis opgebouwd over motieven, ervaringen en zorgbehoeften. Het team maakt daarnaast onderdeel uit van het Amsterdams Chemsex Overleg, waarin 16 organisaties (zoals Roze in Blauw, de GGD, Soa Aids Nederland, Trimbos en Jellinek) twee keer per jaar samenkomen om ervaringen en expertise te delen. Daarmee is er unieke kennis opgebouwd over deze verborgen scene, die drie taboes combineert: gay seks, middelengebruik en onbeschermd seksueel contact. Het Chemsex Team heeft onder andere specialistische kennis over het gebruik van crystal meth en het injecteren van drugs (slammen) door de doelgroep.

Resultaten

In deze workshop combineert het team statistische kennis over chemsex met de ervaringen van ruim 5 jaar veldwerk. Een van de twee teamleden is ervaringsdeskundige. Er wordt ingegaan op mogelijk risicogedrag, het verschil tussen recreatief en problematisch gebruik, zorglacunes en kansen voor interventies.  
Discussie

De workshop is interactief en gericht op discussie over zorglacunes. Hoe kunnen verslavingsinstellingen beter aansluiten bij de behoeften van deze doelgroep?

C. Robert van de Graaf, Verslavingsarts KNMG Verslavingszorg Noord Nederland

De eerste ervaringen in Polikliniek Verslavingsgeneeskunde in het ziekenhuis

Sinds januari 2020 is in het Wilhelminaziekenhuis in Assen de eerste Polikliniek Verslavingsgeneeskunde in een Nederlands ziekenhuis gestart. Hier worden voornamelijk, maar niet alleen, mensen met een ernstige en/of complexe tabaksverslaving behandeld, die door de reguliere rookstopzorg niet van het roken af zijn komen. Er komen ook mensen met een alcohol-, drugs- of andere verslaving die niet bij de verslavingszorg in zorg zijn bijvoorbeeld omdat de drempel te groot is. Het team wordt geleid door een verslavingsarts KNMG en uitgevoerd samen met een aantal verslavingscoaches en de mensen van de reeds jaren bestaande rookstoppoli (longartsen, longverpleegkundigen / rookstopcoaches). Het is een nieuw concept in het ziekenhuis en tijdens deze workshop zullen de eerste ervaringen worden besproken. De eerste resultaten ten aanzien van de patiëntenzorg en ook de eerste ervaringen ten aanzien van het werken van een verslavingsarts in een witte jas in de ziekenhuiscultuur en wat dit doet met de patiënten met jezelf als verslavingsarts en met de andere collega’s in het ziekenhuis en de ziekenhuiscultuur.

D. Saskia Buijs, verslavingsarts KNMG, Novadic Kentron

Palliatieve zorg


 


Vrijdag 20 mei 2022

 

Prof. dr. Robert West, Professor of Health Psychology and Director of Tobacco Studies

Conducting and reporting addiction research: a Quiet Revolution

Academic publishing is changing rapidly, and for the better. The Open Science movement, including requirements for preregistration of study protocols and hypotheses, is addressing the long-standing problem of poor quality research and cherry picking of findings that turn out not to be replicable. The journal, Addiction, aims to be at the forefront of this revolution by setting standards and providing tools to ensure that research studies meet their objectives, are reported accurately, comprehensively and using consistent language, and that research findings can be found much more easily, evaluated more appropriately, and synthesized more effectively. To that end the journal is developing an Addiction Ontology (AddictO) that sets out all the key things that we study in the field and how they relate to each other using consistent language, and an online Addiction Paper Authoring Tool (PAT) that hugely simplifies the work of reporting ensuring that all the key information is presented in a way that links up with other research. This presentation will introduce these tools and the reasons for them and discuss how Addiction sees the field developing further to improve the quality, efficiency and usefulness of addiction research.

What are the big unanswered questions in smoking?

Smoking research has produced some remarkable discoveries, from the effects of nicotine on the brain to behavioural and pharmacological treatments for cigarette addiction and even the process of developing public health policies. But it remains the case that most attempts to stop smoking fail and effective policies to reduce smoking prevalence are not implemented. The advent of e-cigarettes which appear to provide nicotine in the way that smokers are getting it from their cigarettes appear only slightly more effective in helping smokers to stop than licensed smoking cessation medicines, and the transition from experimentation with e-cigarettes to regular use in young people is far lower than has been found with cigarettes. The longer term impact of making a failed quit attempt or even using a medicine to aid a quit attempt are not known. There are contradictions between spontaneous reports of neuropsychiatric side effects from drugs such as varenicline and large systematic studies. This presentation will explore the great puzzles and unanswered questions that remain in smoking and offer some suggestions for how we may go about answering them.


Prof. em. Karl Mann, Senior Professor Central Institute of Mental Health Mannheim, Medical Faculty Mannheim, University of Heidelberg/Germany

Reduced drinking as treatment goal in AUD: an update

Complete abstinence as a goal in the treatment of alcohol dependence works for some patients but not for others. The latter have often been denied alternative treatments. In 2010 the European Medicines Agency accepted reduced drinking as an intermediate endpoint in RCTs. The ACTIVE working group in Washington DC set out to study the effects of reduced drinking on different somatic and psychological consequences of excessive alcohol consumption. Based on large scale epidemiological and clinical studies we were able to confirm the benefits of reduced drinking. The results of this ongoing research found their way into most of the recent clinical guidelines. However, they remain to be included into every-day practice in many countries.


Workshop ronde 1

A. Arjen Neven, psychiater op het TOPGGz Centrum Dubbele Problematiek (CDP) van Fivoor

Stoppen met roken in de GGZ, geeft dat toename van agressie in klinieken en is het effectief?

Er is wereldwijd een trend gestart van psychiatrische ziekenhuizen die hun instellingen rookvrij maken. Er zijn echter zorgen dat een rookverbod kan leiden tot meer agressieve incidenten. Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of de transitie naar een rookvrij terrein in psychiatrische ziekenhuizen gepaard ging met een toe- of afname in agressieve incidenten, separatie en noodmedicatie.

Methode van onderzoek

Een gestructureerd literatuuronderzoek in MEDLINE, Embase en PsycINFO.

Resultaten

In totaal werden 17 studies geïncludeerd uit 4 verschillende landen, waarvan 5 studies een positieve associatie van een rookverbod zagen op het aantal gerapporteerde agressie incidenten, 7 studies een negatieve associatie lieten zien en 5 studies geen verschil vonden in het aantal agressie incidenten tussen de periode voor- en na de invoering van een rookverbod.

In de onderzoeken waarin agressief gedrag was afgenomen, werd gesuggereerd dat dit kwam doordat er minder handel was in sigaretten en dat de verpleging geen wisselende restricties met betrekking tot het roken hoefde op te leggen. Verder werd geadviseerd het rookbeleid goed te communiceren, de staf te trainen en (nicotine vervangende) behandeling aan te bieden. In de onderzoeken met een toename van agressie werden als verbeterpunten goede voorlichting en voorbereiding van zowel patiënten als personeel gesuggereerd.

Conclusie

De resultaten laten geen eenduidige richting zien wat betreft het effect van een rookverbod op het vóórkomen van agressie. Echter lijkt de kans op een toename van agressie te kunnen worden beperkt, indien diverse voorzorgsmaatregelen in acht worden genomen bij het invoeren van een rookverbod. 

B. Dr. Esther Croes, arts-epidemioloog bij Trimbos Instituut / dr. Laura Smit, Senior projectmedewerker bij Trimbos Instituut

Trend nieuwe middelen

Het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) en de Monitor Drugsgerelateerde gezondheidsIncidenten (MDI) zijn elkaar aanvullende monitors die zicht geven op ontwikkelingen op de Nederlandse drugsmarkt en de acute gezondheidseffecten die met het drugsgebruik gepaard gaan. DIMS en MDI staan in contact met de doorgaans lastig te bereiken groep van ‘recreatieve’ gebruikers en hebben hier een harm reductie functie. Beide monitors leveren input aan het Nederlandse drugsbeleid, en zijn, in combinatie, uniek in de wereld. 

Methode van onderzoek

Wie van plan is drugs te gaan gebruiken kan anoniem een sample inleveren bij 1 van de 33 testservices ondergebracht bij verslavingszorginstellingen in het hele land. De samples worden doorgestuurd naar het DIMSbureau bij het Trimbos en in een laboratorium geanalyseerd. In 2019 werden meer dan 17.000 samples ingeleverd. Dit betrof met name MDMA tabletten, gevolgd door cocaïne- en speedpoeders. Bij de MDI zijn 22 gezondheidsinstanties aangesloten (spoedeisende hulpafdelingen, ambulancediensten, forensisch artsen en evenementen-EHBO’s) in 8 regio’s in het land. Zij leveren gestandaardiseerde informatie over patiënten die een acute gezondheidsverstoring hadden na drugsgebruik. Het aantal geregistreerde incidenten ligt rond 6.000 per jaar.

Resultaten

DIMS en MDI hebben de afgelopen jaren duidelijke verschuivingen laten zien in de ingeleverde drugs en het type drugs betrokken bij gezondheidsincidenten. Zo steeg enkele jaren geleden het aandeel 4-FA in beide monitors, en daalde dit weer nadat het middel op lijst 1 van de Opiumwet werd geplaatst. Recent is de toename van ketamine en 2C-B opvallend. Nieuwe psychoactieve stoffen worden in Nederland weinig ingeleverd en leiden zelden tot een acuut gezondheidsprobleem. MDMA is en blijft echter de meest populaire drug. De cijfers van het DIMS laten verder zien dat drugs in Nederland een grote zuiverheid hebben. Opvallend bij de MDI is het aandeel van GHB-incidenten, ondanks een relatief beperkt gebruik van het middel.

Discussie

In deze workshop presenteren we de nieuwste bevindingen uit DIMS en MDI, bespreken met de zaal hoe de bevindingen van beide monitors kunnen bijdragen aan de discussie over de schadelijkheid van verschillende drugs in Nederland en hoe de risico’s van gebruik op een juiste wijze gecommuniceerd kunnen worden.

C. Symposium ‘Van instrument naar patiënt’ (voorzitter Cor de Jong) 

WORKSHOP RONDE 1 + 2

  • Het verbeteren van het screenen op SUD in de specialistische GGZ - B.L. Seelen-de Lang, GZ psycholoog

In een grote GGZ instelling wordt een screener en assessment instrument geimplementeerd en onderzocht.

  • Premenstrueel Syndroom en Alcoholmisbruik. Een vergelijkende studie – R. Qurishi, Verslavingsarts KNMG te Novadic-Kentron

Een van de weinige studies in de verslavingsgeneeskunde die vrouwen als onderwerp hebben. Vergelijkende studie in de verslavingszorg, huisartsgeneeskunde en gynecologie.

  • Directe beoordeling van Verslavings-Geneeskunde Competenties in de 4-jarige Litouwse psychiatrie opleiding – Lucas Pinxten, Global Health Management, hoofddocent Leiderschap & Zorgcoördinatie en Public Health bij de opleiding tot verslavingsarts

Gebaseerd op materiaal uit meerdere landen, waaronder Nederland.

  • Van ernstig verslaafd tot goed genoeg hulp verlenen – Robert Pols, Verslavingsdeskundige/projectmedewerker DD bij Point O

In dit deel wordt de herstelvisie getoond en zal Robert reflecteren op de drie wetenschappelijke studies vanuit het perspectief van de patiënt.

D. Annette Bonebakker, klinisch neuropsycholoog, Centrum Dubbele Problematiek, Fivoor Den Haag

Behandeling van trauma en verslaving:een studie naar het effect van seeking safety op PTSS klachten en op middelengebruik

Uit onderzoek blijkt dat posttraumatische stressstoornis (ptss) en verslaving vaak hand in hand gaan (Brown e.a. 1995; Najavits e.a. 1998; Driessen e.a. 2008; Gielen e.a. 2012). Ptss wordt nogal eens niet of pas laat ontdekt, omdat verslaafde patiënten hun traumatische ervaringen vaak lang verzwijgen. Onder patiënten met psychische klachten en verslaving is er in de meeste gevallen zelfs sprake van een ernstige vorm van ptss, waarbij er sprake is van veelvuldige traumatisering in de jeugd of interpersoonlijke traumatisering. Een groot aantal patiënten met verslaving en ptss blijkt behandel ontrouw (Palmer e.a. 2009) of valt terug in gebruik binnen enkele dagen, weken of maanden na behandeling (Moos & Moos 2006). Daarnaast is er veel comorbiditeit.

Allerlei combinaties van middelen en psychiatrische stoornissen zijn mogelijk en de verwevenheid van beide stoornissen is groot. Seeking Safety is de eerste wetenschappelijk onderzochte geïntegreerde en geprotocolleerde behandelmethode voor trauma en verslaving (Najavits e.a. 2005; Najavits e.a. 2010). De centrale focus ligt op het hier en nu, op het aanleren van veilig gedrag en adequate coping die noodzakelijk zijn om verdere behandeling te kunnen inzetten.

Relevantie
Er is vooralsnog geen zicht op een verandering in middelengebruik door seeking safety zoals eerder aangegeven (Kok e.a. 2013). Studies waarbij verslaving als uitkomstmaat wordt genomen zijn opmerkelijk schaars. Dit werpt de vraag op of Seeking Safety, bedoeld als geïntegreerde behandelmethode voor trauma en verslaving, een gunstig effect heeft op het middelengebruik. Teneinde dit te onderzoeken stellen wij een effectmeting voor bij een groep dubbele diagnose patiënten die het Seeking Safety programma volgt, waarbij het effect hiervan op zowel de PTSS klachten als op het middelengebruik worden onderzocht. Tevens willen wij kwalitatief onderzoek doen naar de ervaringen van patiënten met deze behandelmethode.

Doelstellingen onderzoek

1. Het onderzoeken van het effect van Seeking Safety op PTSS klachten en op middelengebruik onder een groep dubbele diagnose patiënten aan de hand van een voor-, tussen- en eindmeting.

2. Het onderzoeken van de ervaringen van patiënten met Seeking Safety en wat dit voor hen betekent met het oog op hun middelengebruik. Wat zijn voor henzelf helpende bestanddelen van deze behandelmethode, en wat juist niet?

Hypothese: Seeking Safety heeft een gunstig effect op zowel PTSS klachten als op het middelengebruik. De verwachting is dat PTSS klachten zullen afnemen evenals het middelengebruik.

Proefpersonen

Dubbele diagnose patiënten in ambulante zorg bij het CDP te Den Haag met naast verslaving als een van de hoofddiagnoses op As I  Posttraumatische stressstoornis (309.81). Gedurende een periode van drie  jaar worden dubbele diagnose patiënten die zijn aangemeld voor het groepsprogramma van Seeking Safety benaderd voor deelname aan het onderzoek (inclusief het kwalitatieve onderzoek).  Elk half jaar wordt een nieuwe groep gestart, het doorlopen van de Seeking Safety module neemt 6 maanden in beslag en bestaat uit wekelijkse sessies van 90 minuten waarin per sessie een onderwerp wordt behandeld. In totaal bestaan er 25 sessies. Per groep zijn er ongeveer 6 deelnemers. Over een periode van drie jaar kunnen in theorie gegevens van circa 35-40 patiënten verzameld worden.

Resultaten: de eerste  resultaten van dit onderzoek worden in de loop van 2020 verwacht.


Workshop ronde 2

A. Sara Brouwer, klinisch psycholoog bij Brijder Verslavingszorg

Beyond addiction: a randomized controlled trial on the effectiveness of group schema therapy in patients with dual diagnosis

The presence of substance use problems in combination with other mental illnesses (i.e. Dual Diagnosis) is associated with negative treatment outcomes. Research shows that integrated treatment for this population is recommended. However, until so far research has only focused on integrated treatment programs that deal with manifest symptoms and not on possible psychological origins, like youth trauma, parenting style and problems in emotion regulation.

The aim of this study is to compare the effectiveness of Group Schema Therapy (G-ST) and Group Cognitive Behavioral Therapy (G-CBT+MI) on symptoms, emotion regulation and addiction in DD outpatients. Moreover the effect of the severity of childhood maltreatment experiences, parenting style and degree of secure attachment on the effectiveness of G-ST will be investigated. At last, it will be examined whether security of attachment improves during therapy.

We will conduct a Randomized Controlled Trial (RCT), a pretest-midtest-posttest-3-month-12-month-follow-up-design, with two treatment conditions: the experimental condition (G-ST) and the control condition (G-CBT+MI). The study population will consist of 80 Dual Diagnosis patients between 18 and 65 years of age who are willing to participate in the study.

Patients assigned to the experimental condition will receive 30 weekly sessions (2 hours) of G-ST, plus 3 preparatory individual meetings. Patients in the control condition will also start with 3 individual meetings, followed by 30 weekly sessions (2 hours) of G-CBT+MI.

B. Jeffry Lek, verpleegkundig specialist ggz bij Forensische polikliniek, Fivoor
Contingentie management bij dubbele diagnose patiënten; een systematische review

Despite the use of  Integrated Dual Disorder Treatment, a widely used treatment for patient with an addiction and another psychiatric disorder, behavioural change often does not occur. Contingency Management (CM) is an intervention that has proven to be effective in patients with addiction problems. However, the effect of CM on patients with a dual diagnosis is unclear.

Methode

A systematic literature review, according the Prisma guideline, included 16 studies in order to determine the scientific effectiveness of CM in the treatment of patients with a dual diagnosis.

Resultaten

CM focused on abstinence was associated with a decrease in drug use and a longer period until relapse. CM focused on target behaviour other than abstinence was associated with higher appointment attendance and quicker, more frequent completion of activities. The results decreased after the intervention period and no method of rewarding could be identified as more effective.

C. Symposium ‘Van instrument naar patiënt’ (voorzitter Cor de Jong) 

Vervolg workshopronde 2

D. Dr. Noud Frielink, Postdoc onderzoeker Academische Werkplaats Leven met een verstandelijke beperking bij Tranzo, Tilburg University

Mensen met een licht verstandelijke beperking motiveren om aan hun verslaving te werken

Bij mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) is de kans groter dat ze verslaafd raken aan bijvoorbeeld alcohol, drugs of gamen. Bestaande methoden om mensen van een verslaving af te helpen, sluiten vaak niet goed aan bij de specifieke behoeftes van mensen met een LVB. Daar komt bij dat zij vaak niet gemotiveerd zijn om in behandeling te gaan voor hun verslaving. Dat terwijl motivatie van cliënten essentieel is voor een succesvolle behandeling.

Hoe doe je dat, en wat zijn daarbij belangrijke aandachtspunten? Daar gaat deze workshop over. We gaan het hebben over de Zelf-Determinatie Theorie en Motiverende Gespreksvoering. Tevens maken we een praktische vertaalslag naar ‘Sterker dan de kick’, een training om mensen met een LVB en verslavingsproblematiek te motiveren tot gedragsverandering.

In de workshop vertellen we ook meer over het n=1-onderzoek dat is uitgevoerd om het effect van ‘Sterker dan de kick’ op motivatie te evalueren. Bij de zes cliënten die meededen aan de training, is een verschuiving te zien in redenen waarom zij iets aan hun gedrag willen veranderen. Wilde iemand zijn gedrag bijvoorbeeld eerst veranderen vanwege beloningen, straffen en verwachtingen (gecontroleerde motivatie), na de training wilde hij veranderen omdat hij dit persoonlijk waardevol of belangrijk vindt (autonome motivatie).

Mogelijk gemaakt door
eenvoudig evenementen organiseren
 eenvoudig evenementen organiseren